Proefexamen N(ovice)

In het blokschema is de functie van blok 7:

 
 
 

Bewering 1:

Een FM-zender wordt gebruikt voor het uitzenden van een digitaal TV-signaal. De klasse van uitzending is F1D.

Bewering 2:

Een enkeIzijbandzender met onderdrukte draaggolf wordt gemoduleerd met een spraaksignaal. De klasse van uitzending is J3E.

Wat is juist?

 
 
 

Als selectieve laagfrequentversterker kan het best worden gebruikt:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
 

Een enkelzijbandzender werkt met een draaggolfoscillator op 1 MHz. Het zijbandfilter laat uitsluitend signalen in de lage zijband door.

Voor spraaksignalen met frequenties tussen 300 Hz en 3000 Hz zijn de grenzen van de doorlaatband van dit filter:

 
 
 

Een nadeel van een eindgevoede halvegolf antenne is:

 
 
 

Met een dipmeter bepaalt men:

 
 
 

In een laagfrequentversterker wenst men signalen met frequenties boven het hoorbare gebied te onderdrukken.

 

 

Welk filter wordt toegepast?

 

 
 
 

Hoe Iang moeten de parasitaire elementen X, Y en Z zijn?

 
 
 

ledere condensator is 6 pF. De vervangingswaarde is:

 

 
 
 

In een kring wordt aan de vaste condensator van 250 pF een afstemcondensator, met een minimumwaarde van 10 pF, parallel geschakeld. De afstemcondensator heeft een capaciteitsvariatie van 500 pF.

De kring ziet een capaciteitsvariatie van:

 
 
 

Het woord “KILOBYTE” wordt volgens het voorgeschreven spellingalfabet gespeld als:

 
 
 

Een zen der is afgesloten met een belastin gsweerstand van 50Ω. Het hf-uitgangsvermogen van de zender is:

 
 
 

Eén van deze toepassingen van een transformator is niet juist

 
 
 

Een zender, welke werkt in de band 144-148 MHz en 100 watt kan leveren, wordt te koop

Mag een radiozendamateur met een N-registratie deze apparatuur gebruiken?

 
 
 

De voortplanting van radiogolven over grote afstand in de 2-meter band is vooral afhankelijk van:

 
 
 

Als de detectieschakeling met BFO wordt meegeteld dan heeft een enkelvoudige superheterodyne-ontvanger.

 
 
 

De beste manier om een antennemast te aarden is:

 
 
 

De gebruikelijke bandbreedte van een amateur EZB-teIefoniesignaaI is:

 
 
 

Een voeding wordt beveiligd met één of meer smeltveiligheden in de

Dit wordt in de praktijk gedaan met:

 
 
 

Een geregistreerde radiozendamateur koopt een tweedehands mobilofoon, werkend in de band 146 – 174

Hij  wijzigt het frequentiebereik in 144 – 172 MHz.

Het gebruik van dit apparaat is:

 
 
 

In de “gebruikersbepalingen” wordt onder het radiostation verstaan, een of meer radiozendapparaten:

 
 
 

De mf-bandbreedte voor de ontvangst van een 2-meter FM-teIefoniesignaaI is bij voorkeur:

 
 
 

Een bandfilter past men toe in:

 
 
 

In variabele condensatoren is het diëlectricum veelal:

 
 
 

Van een amplitude-gemoduleerde 2-meter zender is de modulatie hoorbaar uit de luidspreker vac een TV-ontvanger, zelfs als de volumeregelaar hiervan op minimum is gesteld.

De juiste conclusie is:

 
 
 

Ter voorkoming van oversturing van een TV-ontvanger door uitzendingen van een 2-meter zender, wordt in de antennekabel van de TV-ontvanger een filter geplaatst, afgestemd op 145 MHz.

Het juiste schema is:

 

 
 
 

Op het vaste adres van de geregistreerde radiozendamateur staat het amateurstation zodanig opgesteld dat door het indrukken van de microfoonschakelaar de zender in bedrijf komt.

De radiozendamateur is niet aanwezig.

Wat is juist?

 
 
 

Volgens de”gebruikersbepalingen” wordt onder het zendvermogen van een FM-zender verstaan:

 
 
 

Een If-uitgangstransformator van een ontvanger:

 

 
 
 

De seriekring is in resonatie.

De impedantie is:

 

 
 
 

Het frequentiebereik van een ontvanger loopt van 144 tot 146 MHz. De middenfrequentie is 10 MHz.

Het frequentiebereik van de oscillator kan zijn:

 
 
 

Twee weerstanden van verschillende waarde zijn parallel aangesloten op een spanningsbron. De warmte-ontwikkeling in de weerstand met de laagste waarde is:

 
 
 

De scheidingstrap van een zender bevindt zich:

 
 
 

De schakeling is een:

 
 
 

De automatische versterkingsregeling van een ontvanger regelt meestal de:

 
 
 

Het zendvermogen van een 2-meter FM-teIefoniezender is:

 
 
 

In R3 wordt een vermogen gedissipeerd van 2 watt.

 

Het vermogen dat in R1 gedissipeerd wordt is:

 
 
 

Bewering 1:

Een enkeIzijbandzender met onderdrukte draaggolf wordt gemoduleerd met een spraaksignaal. De klasse van uitzending is FBE.

Bewering 2:

Een FM-zender zendt datasignalen uit. De klasse van uitzending is F1D.

 Wat is juist?

 
 
 

Welke stof is een elektrische isolator?

 
 
 

De voortplantingssnelheid voor radiogolven in een bepaald materiaal is 250.000 km/s. In dit materiaal is de golflengte van het signaal 2 meter.

De frequentie is dan:

 
 
 

Vraag 1 van 40